Op 7 december 1967 was Oud-Premier Dries van Agt de doopgetuige van Prins Willem-Alexander, de huidige koning van Nederland. Dit bijzondere moment vond plaats in de Grote of Sint-Jacobskerk in Den Haag, waar de prins werd gedoopt door dominee Gerrit van der Ziel.
Van Agt, destijds minister van Justitie, stond bekend om zijn conservatieve en rechtse politieke ideeën. Hij was een prominent lid van het kabinet-De Jong en later werd hij zelfs minister-president van Nederland. Zijn keuze om de doopgetuige te zijn van Willem-Alexander was dan ook een opmerkelijke en symbolische gebeurtenis.
De doop van Willem-Alexander werd gezien als een belangrijk moment in de geschiedenis van het Nederlandse koningshuis. Het was de eerste keer dat een prins van Oranje in Nederland werd gedoopt sinds de Tweede Wereldoorlog. De plechtigheid werd dan ook met veel belangstelling gevolgd door zowel de Nederlandse bevolking als de internationale gemeenschap.
De keuze van Van Agt als doopgetuige van Willem-Alexander werd destijds door velen gezien als een teken van de politieke en maatschappelijke veranderingen die Nederland doormaakte in de jaren 60. Het feit dat een conservatieve politicus als Van Agt werd betrokken bij de doop van de toekomstige koning, werd gezien als een teken van verzoening en eenheid in het land.
Na de doopceremonie bleef Van Agt een belangrijke rol spelen in de Nederlandse politiek. Hij werd later minister van Buitenlandse Zaken en uiteindelijk minister-president van Nederland. Zijn betrokkenheid bij de doop van Willem-Alexander werd gezien als een belangrijk moment in zijn politieke carrière en zijn relatie met de koninklijke familie.
Al met al was de doop van Willem-Alexander in 1967 een historisch moment in de Nederlandse geschiedenis. De betrokkenheid van Oud-Premier Dries van Agt als doopgetuige van de toekomstige koning symboliseerde de veranderingen en eenheid die Nederland destijds doormaakte. Het was een moment van verzoening en hoop voor de toekomst van het koninkrijk.