Om de vraag “Is hij bij haar aan het eten?” te beantwoorden, heb ik meer informatie nodig.
Wie zijn “hij” en “haar”?
- Personen:
- Is er sprake van twee mensen die we kennen, of van twee onbekende personen?
- Wat is hun relatie tot elkaar? (bijv. partners, vrienden, familie)
- Plaats:
- Waar bevinden “hij” en “haar” zich? (bijv. thuis, in een restaurant)
- Tijd:
- Wanneer speelt de vraag zich af? (bijv. nu, in het verleden, in de toekomst)
Context:
- Is er een specifieke context die relevant is voor de vraag? (bijv. een etentje, een date, een familiebijeenkomst)
Zodra ik meer details heb, kan ik de vraag beter beantwoorden.
Mogelijke antwoorden:
- Ja, hij is bij haar aan het eten.
- Nee, hij is niet bij haar aan het eten.
- Het is onduidelijk of hij bij haar aan het eten is.
Andere vragen:
- Is hij van plan om bij haar te eten?
- Heeft hij al gegeten?
- Heeft hij een uitnodiging om bij haar te eten?
Ik hoop dat dit helpt!