De meeste vogels hebben vier tenen. Dit is een erfenis van hun dinosauriërvoorouders, die ook vier tenen per poot hadden. Bij de meeste vogels wijzen drie tenen naar voren en één naar achteren. Dit helpt hen om te balanceren en te lopen.
Er zijn echter ook uitzonderingen op deze regel. Sommige vogels, zoals papegaaien, hebben twee tenen die naar voren wijzen en twee tenen die naar achteren wijzen. Dit helpt hen om te klimmen en zich vast te houden aan takken. Andere vogels, zoals struisvogels, hebben slechts twee tenen per poot. Deze tenen zijn sterk en stevig en helpen de struisvogel om te rennen en te vechten.
De vorm en het aantal tenen van een vogel kunnen ons veel vertellen over zijn leefwijze en gedrag. Door de voeten van een vogel te observeren, kunnen we leren over hoe hij zich voortbeweegt, waar hij leeft en wat hij eet.