In die kamer waar de kunstenaar schept, Hanteert de godin haar instrument. Met klanken die de ziel beroeren, Vult ze de ruimte met haar tover.
De kunstenaar, geïnspireerd door de melodie, Laat zijn penseel over het doek glijden. De godin, haar ogen op hem gericht, Leidt zijn hand met onzichtbare kracht.
De kleuren mengen zich op het doek, Een symfonie van vormen en licht. De muziek stroomt door de aderen van de kunstenaar, En geeft vorm aan zijn droom.
In die kamer waar kunst en muziek samenkomen, Versmelten de grenzen tussen hemel en aarde. De godin en de kunstenaar, Verenigd in hun creatieve scheppingsdrang.