In het vroegere pauselijke leger had een soldaat geen specifieke aanduiding. De benaming hing af van de periode, functie en nationaliteit. Hier zijn enkele voorbeelden:
Infanterie:
- Zwitserse Garde: De beroemde pauselijke garde bestond al sinds 1506 en bestond uit Zwitserse soldaten.
- Zoeaven: Dit type infanterist was vooral populair in de 19e eeuw. Ze waren herkenbaar aan hun kleurige uniform met pofbroek. Het pauselijke leger had ook een regiment zoeaven, dat bestond uit vrijwilligers uit verschillende landen, waaronder Nederland en België.
- Papelijke Grenadiers: Deze elite-eenheid bestond van 1801 tot 1870 en was verantwoordelijk voor de bescherming van de paus.
- Pontifici Volontari: Dit regiment bestond uit vrijwilligers uit verschillende landen en werd opgericht in 1860.
Cavalerie:
- Cuirassiers: Deze zware cavalerie droeg harnassen en was bewapend met lansen en zwaarden.
- Hussaren: Deze lichte cavalerie was gewiekst en snel en werd gebruikt voor verkenning en patrouilles.
Artillerie:
- Pontifici Artiglieri: Dit regiment was verantwoordelijk voor de artillerie van het pauselijke leger.
Naast deze specifieke aanduidingen werden soldaten in het pauselijke leger ook wel aangeduid met termen als:
- Pontificio Soldato: Pauselijke soldaat
- Difensore della Chiesa: Verdediger van de Kerk
- Militante della Santa Sede: Strijder van de Heilige Stoel
De exacte benaming van een soldaat in het pauselijke leger hangt dus af van verschillende factoren.
Extra informatie:
- Het pauselijke leger bestond tot 1870, toen de Kerkelijke Staat werd ingelijfd bij het Koninkrijk Italië.
- De Pauselijke Zwitserse Garde is het enige overblijfsel van het pauselijke leger.
Ik hoop dat dit antwoord je vraag beantwoordt.